BEAUCHAMPS, LIQUIDATEUR van de LIVERLO

Op 7 juni 1761, vijf jaar na het overlijden van de laatste mannelijke Liverlo in Luik, trouwde de weduwe van Louis-Lambert de Liverlo Marie-Jeanne-Françoise van Buel met marquis Charles-Grégoire de Beauchamps, Capitein van het regiment van Escars in dienst van de 'Roy Très Chrétien'.

De weduwe is op dat moment één van de laatste erfgenamen van de bezittingen van de de Liverlo's en is daarmee eigenaresse van de heerlijkheden van Beemont, Avroy en Bas-Oha. Louis-Lambert, haar ex, was burgemeester en medebouwer/financierder van het Luikse stadhuis La Violette in 1717 (zie foto bij 'illustere personen ') (het jaar waarin Peter de Grote Luik met een bezoek vereerde en een fontein aan de stad schonk) en mocht uit dien hoofde zijn blazoen naast dat van de prinsen van Beieren plaatsen op de voorgevel van het nieuwe stadhuis in 1718 (hetgeen hem daarna nog veel jaloerse commentaren bezorgd heeft).

Stadhuis Luik 'La Violette'Rechts het wapen de Liverlo

Het kasteel in Avroy staat vol kunstvoorwerpen verzameld door vooraanstaande de Liverlo's, zoals Lambert de Liverlo en Michel de Liverlo. Zelfs koning Louis XIV schijnt zijn bewondering geuit te hebben voor de kunstverzameling. Met name Lambert de Liverlo was een gedreven kunstverzamelaar die ook diverse kunstenaars onderhouden heeft (bv. de schilder Bertholet Flemalle, de graveur Natalis).

Met het huwelijk met de Beauchamps komt niet alleen een einde aan 200 jaar vooraanstaande Liverlo 's, maar spat ook het opgebouwde familievermogen dat zich op dat ogenblik op een hoogtepunt bevindt als een vuurpeil uit elkaar.

De marquis de Beauchamps is op dat moment 30 jaar terwijl de weduwe van de Liverlo al 51 jaar is. Hoewel de marquis van huis uit niet onbedeeld was, was zijn levensstijl zodanig extravagant dat meer geld welkom was.

Een opvallend verschil in leeftijd: de weduwe, kennelijk bijzonder blij met zo'n jonge vangst laat al twee jaar na hun huwelijk (1763) vastleggen bij de notaris dat zij als teken van haar genegenheid voor de marquis al haar bezittingen overmaakt aan de marquis. Zij behoudt daarmee alleen nog het vruchtgebruik van de woningen.

Snel nadat de marquis op deze wijze beslag heeft gelegd op de bezittingen van de de Liverlo's begint hij de huizen langzaam aan leeg te halen en verkoopt één voor één de kunstvoorwerpen. Op het 'Hotel' van Avroy laat hij terwijl zijn vrouw nog leeft zware hypotheken afsluiten.

Ondertussen heeft de marquis een extravagante levenwijze en verwekt diverse (3) kinderen bij andere vrouwen (onder andere in Londen, demoiselle de Sainte). De weduwe Liverlo laat het allemaal over zich heen komen kennelijk zonder te protesteren. Op 23 october 1778 komt Marie-Jeanne-Françoise van Buel te overlijden in haar kasteel van Béemont en al meteen het jaar daarna besluit Beauchamps het landgoed van Avroy te verkopen (overigens zonder de koper, de graaf van Argenteau, te vertellen dat er hoge hypotheken op waren afgesloten) hetgeen nog vele jaren tot rechtzaken heeft geleid door de schuldeisers van de marquis.

De marquis wordt daarna ook verplicht een tweetal andere huizen van de de Liverlo's te verkopen aan de graaf van Argenteau. Maar ook deze huizen waren al eerder gehypothekeerd door de marquis.

Alleen één huis schenkt de marquis aan zijn Londonse dochter. Na alle bezittingen van de de liverlo's te hebben verkwanseld, keert de marquis zich tot andere 'veroveringen'. Zo huwt hij daarna de weduwe baronnes douairière de Blisia geboren baronnes de Rosen. Zij is de rijke weduwe van een voormalig burgemeester van Luik (1760) (net als de Liverlo voormalig burgemeester was).

Jammergenoeg voor de Marquis de Beauchamps lukt zijn truukje dit keer minder goed, want de baronnes overlijdt weliswaar ook snel, maar de familie de Rosen weet een groot deel van de bezittingen in de familie te behouden. Desondanks erft de marquis toch een aantal huizen die hij weer net zo snel verkwanseld.

Als tenslotte de marquis in 1817 zelf aan zijn einde komt is er van de de Liverlo's en hun bezittingen niets meer te bekennen in de stad Luik; nog sterker, men kon beter maar niet de Liverlo heten: de schuldeisers hebben daar wel voor gezorgt.

Pierre Hanquet schrijft hierover in zijn boek "Les Liverlo à Liège" :

"En ces débuts du XIXe siècle, qui allait marquer de tant de changements la cité de Liège et le faubourg d'Avroy, que reste-t-il de leur antique splendeur ? Bien peu de choses en vérité, à peine un vague souvenir en voie de disparaître complètement. Tous leurs biens dispersés et vendus sont passés dans des mains étrangères. Les témoignages de leur mécénat et de leur générosité prover-biale, constructions ou œuvres d'art, tableaux et livres, ont été détruits, enlevés par les Français ou livrés aux enchères publiques (1).
Leur nom, éteint depuis un demi-siècle, sombre de plus en plus dans l'oubli et l'hôtel qui faisait la fierté du vieux Wathieu Liverlo, où son fils le chancelier, aimait à recevoir les artistes est devenu l'hôtel d'Argenteau, disputé par les créanciers de Beauchamps avant de devenir la proie des démolisseurs et de faire place à notre rue Darchis.
Dernier symbole de leur munificence, les colonnes de marbre de la Chartreuse gisent dans la cour du Palais de Liège en attendant que celles qui auront résisté à ces démolitions puissent orner la façade du Théâtre.
Sic transit...
"